Stikstofproblematiek alleen op te lossen met politieke wil
15/02/2024Zienswijze Agractie Nederland
24/02/202419 Februari 2024
1. Realistische en haalbare internationale verplichtingen
- Internationale verplichtingen (EU-Richtlijnen, EU-Verordeningen, Klimaatakkoord) moeten realistisch, haalbaar en betaalbaar zijn. Is dit niet het geval, dan is herziening noodzakelijk.
- Internationale verplichtingen dienen rekening te houden met regionale verschillen. Voor Nederland zijn dit bijvoorbeeld: specifieke ligging (rivierdelta, waterrijk), hoge productiviteit per hectare, lage emissies per kg product enz.
- De derogatiemogelijkheid in de Nitraatrichtlijn dient gehandhaafd te blijven.
2. Geen kop op internationale verplichtingen
Nederland zet geen nationale kop op EU en andere internationale verplichtingen op het gebied van water, klimaat, natuur, dierenwelzijn enz., om te bevorderen dat sprake is van een gelijk speelveld in Europa.
3. Opschorting/aanpassing EU Derogatiebeschikking
De huidige afbouw van de derogatie heeft contraproductieve effecten: meer kunstmestgebruik, meer uitspoeling van nutriënten, verminderde bodemkwaliteit. Daarom:
- De uitwerking van de Nitraatrichtlijn schiet zijn doel voorbij. Herziening is noodzakelijk, zodat doelbereik centraal komt te staan. De sociaaleconomische effecten moeten hierin worden meegenomen.
- Nederland dient opnieuw met de Europese Commissie te onderhandelen over de wijze waarop de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water bereikt gaan worden (o.a. normering gebaseerd op evenwichtsbemesting en gebruik van Renure).
- De nu geldende derogatiebeschikking dient op korte termijn te worden opgeschort en vervolgens te worden aangepast.
- Zie ook: Heeft Nederland een mestprobleem? – Agractie en Notitie Mestbalans – Agractie
4. KDW uit de Wet
Nederland heeft er in het begin van deze eeuw voor gekozen om de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden te bereiken via sturing op stikstof. In dit kader is in 2021 o.a. een resultaatverplichtende omgevingswaarde voor de KDW in de Wet Stikstof en Natuur (WSN) opgenomen. Nog afgezien van de vraag of de doelstellingen van die wet (40%, 50% en 74 % van het Natura-2000 areaal onder de KDW in de jaren 2025, 2030 en 2035) überhaupt realistisch zijn (denk aan depositie van buitenlandse bronnen), zegt het bereiken van die doelstelling niets over de staat van de natuur. Daarom:
- De WSN dient te worden aangepast, waarbij er rechtstreeks gestuurd gaat worden op de Staat van Instandhouding (SVI). Dit sluit aan bij de verplichtingen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijnen.
- Data m.b.t. de staat van instandhouding (natuurkwaliteit) dient op orde te worden gebracht door de provincies, al dan niet in samenwerking met TBO’s. Het gaat hierbij om de referentiesituatie bij de aanwijzing van Natura 2000 gebieden, de actuele situatie en de concretisering van verbeterdoelstellingen.
- Op gebiedsniveau dienen beheerplannen met afdwingbare natuurherstel- en bronmaatregelen te worden opgesteld. De agrarische sector moet betrokken worden bij het gehele proces van het opstellen, evalueren en aanpassen van beheerplannen.
- Zie ook: Van KDW naar SVI; Naar een evenwichtig stikstof beleid 30 oktober 2023 – Agractie
5. Vergunningverlening (Nederland van het slot)
Uit wetenschappelijk onderzoek (Universiteit van Amsterdam e.a.) blijkt dat meer dan 90% van de emissie van een bron de lucht in gaat en in de stikstofdeken terecht komt en dat 5 – 10% binnen een zone van slechts enkele honderden meters van een bedrijf terecht komt (directe depositie). Met de volgende aanpassingen kan Nederland van het slot, kan bedrijfsontwikkeling weer plaatsvinden (binnen de ruimte die de fosfaat – en productierechten bieden) en kunnen PAS melders en interimmers kunnen worden gelegaliseerd.
- Het begrip significantie, zoals genoemd in artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn, moet geconcretiseerd worden door het wettelijk aanwijzen van smalle significantiezones langs N gevoelige habitats. Er zijn dan geen passende beoordelingen meer nodig voor projecten buiten deze zones, waardoor vergunningsplicht vervalt m.b.t. stikstof.
- De zeer geringe “directe” depositie van projecten buiten de zones moet worden gecompenseerd (juridische eis) door een geborgde generieke emissiereductie. Sinds 2018 is al sprake van een geborgde daling van de emissies van NH3 door afroming fosfaatrechten bij transacties en opkoopregelingen.
- Zie ook: Nederland van het slot – Agractie
Punten 4 en 5 vergen wijzigingen van de Wet Stikstof en Natuur (WSN), de Natuurbeschermingswet (NbW), de Omgevingswet (OW) en mogelijk andere wetgeving en de op deze wetten daarop gebaseerde programma’s zoals het Programma Stikstof en Natuur (PSN) en het National Plan Landelijk Gebied (NPLG). Dat kost tijd. Om die reden is het noodzakelijk om via een noodwet de resultaatverplichting 2025 (40% onder KDW) uit de WSN/OW halen
6. Verdergaande emissiereductie
Meer dan 90% van de stikstofemissie van een bron gaat op in de stikstofdeken. Over de vraag of en in welke mate er (droge) depositie van stikstof vanuit deken plaatsvindt is nog veel discussie. Daarom:
- Onafhankelijk onderzoek is nodig om dit verder uit te zoeken. Hierbij is de vraag of en in hoeverre generieke emissiereductie daadwerkelijk iets bijdraagt aan het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden. NB Mocht hieruit komen dat er toch een (vorm van) generieke emissiereductie moet plaatsvinden dan kan dit plaatsvinden door het financieel stimuleren van innovatie en management maatregelen. NB Voor bedrijven buiten de significantiezones (zie punt 5) is de huidige RAV systematiek niet meer relevant. Uiteraard dienen innovaties en nieuwe systemen wel geborgd te zijn.
7. Nationaal Plan Landelijk Gebied (NPLG)
Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) moet worden herschreven. De volgende punten zijn hierbij belangrijk:
- Internationale verplichtingen van Nederland op het gebied van natuur, klimaat, water, lucht en bodem moeten haalbaar zijn;
- Er moet perspectief komen voor de agrarische sector en het landelijk gebied;
- Beleid dient uitlegbaar, navolgbaar en berekenbaar te zijn; de effecten van voorgenomen beleid moeten aan de voorkant doorgerekend te zijn;
- De grote bijdrage van de land- en tuinbouw (inclusief de kolom) aan het Bruto Nationaal Product (BNP), de werkgelegenheid en de bijdrage aan de betalingsbalans moet worden meegenomen;
- Een opnieuw vast te stellen Plattelandsfonds moet financiële mogelijkheden brengen voor agrarisch ondernemers en het platteland.
- De provincies moeten hun provinciale gebiedsplannen hierop aanpassen.
8. Agrarische hoofdstructuur
In het aangepaste NPLG dient een Agrarische Hoofdstructuur te worden opgenomen. Dit betreft gebieden waar nu en in de toekomst gangbare landbouw kan worden bedreven en waar het inkomen van agrariërs in principe uit de markt moet kunnen komen.
9. Plattelandsfonds
De besteding van middelen uit een opnieuw vast te stellen Plattelandsfonds voor het ontwikkelen van kansrijke perspectieven dient zich o.a. te richten op:
- Herverkaveling;
- Meer grond in eigendom van praktiserende agrariërs;
- Tegengaan van grondspeculatie;
- Overname faciliteiten;
- Nieuwe teelten;
- Stimulering innovatie;
- Vervolgen doelsturing met kansen voor boeren;
- Verdienmodel biodiversiteit/boerennatuur;
- Effectieve benutting dierlijke mest;
- Vermindering verliezen naar water, bodem en lucht.
NB Met specifieke aandacht voor bedrijven en gronden gelegen binnen de eerder genoemde (punt 5) significantiezones.
Zie ook: Visiedocument Agractie Nederland
10. Natuurgebieden en bossen
- Het budget voor de aankoop van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van nieuwe bossen dient te worden heroverwogen.
- Onterechte staatsteun voor de aankoop van gronden door Terrein Beherende Organisaties (TBO’s) dient te worden terugbetaald.
- Gelijke kansen voor boeren bij aanbestedingen m.b.t het beheer van natuurgebieden met agrarisch gebruik.
11. Gewasbescherming
Het streven moet zijn om zo groen mogelijk te telen, maar wel met behoud van de huidige productiviteit en kwaliteit. Hiervoor blijft chemie vooralsnog onmisbaar. Daarom:
- Binnen Europa dient sprake te zijn van een gelijk speelveld wat betreft toelatingen, randvoorwaarden en ontheffingen van gewasbeschermingsmiddelen.
- Chemische middelen kunnen alleen uitgefaseerd worden als blijkt (uit meerjarig praktijkonderzoek) dat biologische middelen minimaal dezelfde bescherming bieden tegen ziekten en plagen in de gewassen.
- Crispr-Cas voor gebruik in de plantenveredeling dient te worden toegelaten, zodat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen beperkt kan worden.