Brief van Jeroen
03/12/2019Brief van Heidi
03/12/2019Geachte Minister-president,
Kom je aan de boer? Dan kom je aan mij!
Kom je aan de boer? Dan kom je aan mij!
Met de bedoeling mijn hoofd even uit de stikstofimpasse te halen loop ik met onze hond over het koeienpad dat tussen de weilanden door loopt. Even mijn kop leeg maken in de natuur, wat dus eigenlijk niet als natuur bestempeld mag worden. Verdrietig en moedeloos zijn we van het hevige debat dat sinds een aantal weken is losgebarsten met de daaropvolgende broodnodige acties. Wij zijn in verwarring over ons bedrijf, en velen met ons.
Al jaren worden wij geconfronteerd met regels en wetten waarvan het zomaar zou kunnen zijn dat bepaalde maatregelen zijn gebaseerd op drijfzand. Als ik onze wandeling voortzet rollen me – van de straffe wind? – de tranen over de wangen. Ik begrijp het niet! Alles hebben we er hier de afgelopen jaren aan gedaan om het te doen zoals men van ons verwachtte, ons altijd naar eer en geweten aan de regels gehouden. Kwam er weer zo’n vervelende maatregel bij, dan werd er wat in de rondte gemopperd, een keer geslikt, en er weer overheen gestapt. Om vervolgens weer netjes in het gareel te lopen. Controleurs hebben ons nooit op ook maar één misstand kunnen pakken, gewoon omdat er géén te vinden was.
Men heeft mij er trouwens nog steeds niet van kunnen overtuigen dat iets zo natuurlijks, iets dat van levende dieren afkomstig is, zo desastreus kan zijn voor de natuur. Er is namelijk gezonde natuur in overvloed om ons heen, alleen wil men dat blijkbaar niet zo zien. Houden natuurbeschermers niet vast aan een onrealistisch plaatje in onze steeds verder ontwikkelde maatschappij? Ja, zeldzame planten verdwijnen, en daar komen andere voor in de plaats. Waarom mag de industrie en luchtvaart maar door blijven groeien en moeten wij terug naar Ot en Sien? Het klopt niet!
Waarom tonen onderzoeken aan dat kinderen die opgegroeid zijn op boerderij en platteland het meest gezond zijn? Dat zegt ook iets. Schaamt u zich niet om zo met hardwerkende burgers om te gaan? Want wij zijn buiten boeren, ook burgers die recht hebben op hun plekje binnen ons mooie landje met een hoogstaande – zo niet de allerbeste landbouwsector van de wereld. En waarom zou ons land niet mogen doen waar het goed in is? Gaan jullie de rest van de exporterende bedrijven in Nederland ook halveren? Excuses voor mijn toon maar het maakt ons vaak zo wanhopig.
Even neerploffend in het gras kijk ik over het land, met CO2-opnemend gras, sloten, in het voorjaar opschietende bermen met bloemen, eenden, reigers, buizerds, kraaien (scharen zich onder de predatoren die zorgen voor leegroof van nesten), reeën, wilde zwijnen, insecten, vossen (ook een predator) meeuwen, mollen, muizen, hazen. En dit is natuurlijk nog maar een kleine greep. Als dit alles niet kan worden gezien als natuur, schiet ons dan maar lek! Voor ons is het dat in elk geval wel, vandaar dat we hier tijdens het maaiseizoen bijzonder alert zijn op weidevogels en hazen.
Wij boerinnen weten echter ook wat er gebeurt wanneer er vijfendertig koeien zonder pardon de deur uit moeten vanwege opgelegde fosfaatregels. Ervaren de wanhoop wanneer onze boer met het hoofd in zijn handen, niet meer weet hoe het verder moet zónder die koeien of na twee gortdroge zomers die veel te weinig van het land hebben opgebracht. Of na wéér een negatief bericht in de media. Elk boerenbedrijf heeft zijn eigen verhaal, het ene zal schrijnender zijn dan het andere maar het onderlinge begrip is groot.
Ik kan alleen over de situatie in ons eigen boerengezin praten, over ons eigen boerenbedrijf. Al vijfendertig jaar staan mijn man en zijn schoonbroer met passie en toewijding in dienst van hun melkveebedrijf waarvan zij de derde generatie zijn. Hun grootvader die met zijn gezin net voor de oorlog vanuit Den Helder zijn intrek nam in een pachtboerderij in Limburg heeft zijn uiterste best gedaan om het bedrijf van de grond af op te bouwen, waarna het overging op twee zoons.
Ook de volgende boerengeneratie werd geboren en stond te trappelen om hun ondernemersgeest te voeden en hun passie voor dier en land tot uiting te brengen. Het is hun leven waarvan zij – en hun gezinnen - zich niet kunnen voorstellen dat het er niet meer zou zijn. Hoogstwaarschijnlijk gaat het hier echter stoppen. Onze zoon heeft zijn studie gevolgd om ons prachtige bedrijf over een jaar of acht over te kunnen nemen, maar maakt nu een andere keuze. Wie kan het hem kwalijk nemen? Want hier hangt die ene vraag zwaar boven ons hoofd: zijn wij over een jaar nog wel boer?”
Al jaren worden wij geconfronteerd met regels en wetten waarvan het zomaar zou kunnen zijn dat bepaalde maatregelen zijn gebaseerd op drijfzand. Als ik onze wandeling voortzet rollen me – van de straffe wind? – de tranen over de wangen. Ik begrijp het niet! Alles hebben we er hier de afgelopen jaren aan gedaan om het te doen zoals men van ons verwachtte, ons altijd naar eer en geweten aan de regels gehouden. Kwam er weer zo’n vervelende maatregel bij, dan werd er wat in de rondte gemopperd, een keer geslikt, en er weer overheen gestapt. Om vervolgens weer netjes in het gareel te lopen. Controleurs hebben ons nooit op ook maar één misstand kunnen pakken, gewoon omdat er géén te vinden was.
Men heeft mij er trouwens nog steeds niet van kunnen overtuigen dat iets zo natuurlijks, iets dat van levende dieren afkomstig is, zo desastreus kan zijn voor de natuur. Er is namelijk gezonde natuur in overvloed om ons heen, alleen wil men dat blijkbaar niet zo zien. Houden natuurbeschermers niet vast aan een onrealistisch plaatje in onze steeds verder ontwikkelde maatschappij? Ja, zeldzame planten verdwijnen, en daar komen andere voor in de plaats. Waarom mag de industrie en luchtvaart maar door blijven groeien en moeten wij terug naar Ot en Sien? Het klopt niet!
Waarom tonen onderzoeken aan dat kinderen die opgegroeid zijn op boerderij en platteland het meest gezond zijn? Dat zegt ook iets. Schaamt u zich niet om zo met hardwerkende burgers om te gaan? Want wij zijn buiten boeren, ook burgers die recht hebben op hun plekje binnen ons mooie landje met een hoogstaande – zo niet de allerbeste landbouwsector van de wereld. En waarom zou ons land niet mogen doen waar het goed in is? Gaan jullie de rest van de exporterende bedrijven in Nederland ook halveren? Excuses voor mijn toon maar het maakt ons vaak zo wanhopig.
Even neerploffend in het gras kijk ik over het land, met CO2-opnemend gras, sloten, in het voorjaar opschietende bermen met bloemen, eenden, reigers, buizerds, kraaien (scharen zich onder de predatoren die zorgen voor leegroof van nesten), reeën, wilde zwijnen, insecten, vossen (ook een predator) meeuwen, mollen, muizen, hazen. En dit is natuurlijk nog maar een kleine greep. Als dit alles niet kan worden gezien als natuur, schiet ons dan maar lek! Voor ons is het dat in elk geval wel, vandaar dat we hier tijdens het maaiseizoen bijzonder alert zijn op weidevogels en hazen.
Wij boerinnen weten echter ook wat er gebeurt wanneer er vijfendertig koeien zonder pardon de deur uit moeten vanwege opgelegde fosfaatregels. Ervaren de wanhoop wanneer onze boer met het hoofd in zijn handen, niet meer weet hoe het verder moet zónder die koeien of na twee gortdroge zomers die veel te weinig van het land hebben opgebracht. Of na wéér een negatief bericht in de media. Elk boerenbedrijf heeft zijn eigen verhaal, het ene zal schrijnender zijn dan het andere maar het onderlinge begrip is groot.
Ik kan alleen over de situatie in ons eigen boerengezin praten, over ons eigen boerenbedrijf. Al vijfendertig jaar staan mijn man en zijn schoonbroer met passie en toewijding in dienst van hun melkveebedrijf waarvan zij de derde generatie zijn. Hun grootvader die met zijn gezin net voor de oorlog vanuit Den Helder zijn intrek nam in een pachtboerderij in Limburg heeft zijn uiterste best gedaan om het bedrijf van de grond af op te bouwen, waarna het overging op twee zoons.
Ook de volgende boerengeneratie werd geboren en stond te trappelen om hun ondernemersgeest te voeden en hun passie voor dier en land tot uiting te brengen. Het is hun leven waarvan zij – en hun gezinnen - zich niet kunnen voorstellen dat het er niet meer zou zijn. Hoogstwaarschijnlijk gaat het hier echter stoppen. Onze zoon heeft zijn studie gevolgd om ons prachtige bedrijf over een jaar of acht over te kunnen nemen, maar maakt nu een andere keuze. Wie kan het hem kwalijk nemen? Want hier hangt die ene vraag zwaar boven ons hoofd: zijn wij over een jaar nog wel boer?”