De tijd dringt voor boeren
13/08/2024Verplaatsings- en Innovatie regelingen voor piekbelasters gedoemd te mislukken
07/09/20247 September 2024
Provincies huilen krokodillentranen
Het is niet toevallig dat het IPO namens de provincies, vlak voor het natuur-debat afgelopen woensdag in de Tweede Kamer, een document aan de Tweede Kamer stuurt met de mededeling dat ze opnieuw met LVVN om tafel wil. De strekking van het stuk is om de provinciale gebiedsplannen zo veel mogelijk overeind te houden, nu het NPLG van tafel is.
Aan de ene kant is het begrijpelijk dat het IPO dit doet. Het vorige kabinet heeft de provincies onder grote druk – en ondersteund door een transitiefonds van meer dan € 24 miljard – min of meer “bevolen” om provinciale programma’s op te stellen op basis van het ontwerp NPLG. Dat hebben de provincies opgepakt. Er werden concept programma’s ingediend die maar liefst € 56 miljard zouden gaan kosten. Nog afgezien van dit absurd hoge bedrag, voldeden de concept programma’s ook inhoudelijk niet aan de wensen van Van der Wal en dus moesten de provincies hun plannen aanpassen met een deadline van 1 september 2024.
Tja, en als je dan hoort dat er geen transitiefonds meer is, dat de deadline geschrapt wordt en dat er dus de facto geen NPLG meer is, dan is het begrijpelijk dat er bij veel provinciale bestuurders en ambtenaren sprake is van teleurstelling.
De meest gehoorde reactie is “maar de wettelijke doelstellingen blijven toch overeind”. “Dus we ontkomen toch niet aan het maken van provinciale gebiedsprogramma’s”?
Laten wij de provincies uit deze droom helpen.
Inderdaad de doelstellingen van de Kader Richtlijn Water, van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en van het Klimaat Akkoordstaan vast en daar moet aan voldaan worden. Maar dat betekent niet dat er 80.000 hectare natuur en bos bij moet komen, dat er 180.000 hectare agrarische natuur moet komen, dat de beekdalen (100 – 250 meter) in de zandgebieden moeten worden geëxtensiveerd, dat er agrarische grond voor groen-blauwe dooradering moet worden opgeofferd en dat het waterpeil in de veengebieden omhoog moet.
Dit zijn voor een groot deel nationale koppen op Europees beleid. En daar wil dit kabinet vanaf.
Wat moeten de provincies dan wel doen?
In het rapport van de Werkgroep KDW Alternatieven – ingesteld door oud minister Van der Wal – dat in januari aan de Tweede Kamer is aangeboden, staat omschreven wat de provincies – en de Terrein beherende organisaties (TBO’s) – wel moeten doen en waarin ze tot nu toe erg tekort schieten.
En dat is:
Gebleken is dat de T0 situatie in veel gevallen niet bekend is. En als dat zo is dan moet die T0 situatie op een juiste manier gereconstrueerd worden.
Uit de in het afgelopen jaar opgestelde Natuurdoelanalyses is gebleken dat men in veel gevallen afgegaan is op oude info en het oordeel van experts.
Als de T0 en de T1 niet bekend zijn hoe kan men dan vaststellen wat de staat van instandhouding van een habitat soort is? Hoe kan men beweren dat het verslechteringsverbod is overtreden en dat het slecht gaat met de natuur? Ja, t.o.v. 1950 wellicht, maar dat is het kader van de Europese doelstellingen niet relevant.
In de door provincies vastgestelde instellingsbesluiten voor Natura 2000 gebieden is ofwel sprake van een behoud doelstelling of van een verbeterdoelstelling (kwaliteit/oppervlakte). Die verbeterdoelstellingen zijn echter nog steeds niet geëxpliciteerd (welke kwaliteit, welke oppervlakte). Waarom hebben de provincies dit nog niet gedaan?
Provincies hebben wel beheerplannen opgesteld maarof en in welke mate de maatregelen ook zijn uitgevoerd is onduidelijk. Veel beheerplannen zijn vrijwel automatisch voor 6 jaar verlengd. Om over toetsing van de maatregelen aan artikel 2 lid 3 van de Habitatrichtlijn nog maar niet te spreken.
Conclusie: provincies en TBO’s moeten nu eens gaan doen wat ze al lang hadden moeten doen.
Bronmaatregelen
Er is overigens wel een onderdeel van het IPO document waar de provincies een punt hebben. Als het gaat om stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats, dan is inmiddels wel duidelijk dat de provincies geen maatregelen kunnen nemen om de depositie vanuit de stikstof deken te verminderen. Diverse onderzoeken wijzen uit dat de directe depositie van bedrijven niet alleen zeer gering is (minder dan 10 % van het totaal) maar ook nog eens neerslaat binnen een paar honderd meter van de bron.
Het is om deze reden dat Agractie al geruime tijd pleit voor het instellen van wettelijk vastgesteld ‘significantiestroken’langs stikstofgevoelige habitats (drempelwaarde) om daarmee de vergunningverlening vlot te trekken en Nederland van het slot te halen. Voorwaarde daarbij is een geborgde emissiereductie. En die is er al sinds 2018. Een verdergaande reductie – op vrijwillige basis) kan worden bereikt met financieel ondersteunde innovatie en managementmaatregelen.